Steeds meer Nederianders krijgen de smaak van goede wijn te pakken. Het leek de redactie van Dorpsklanken daarom een aardig idee voor de geïnteresseerde lezer enkele wetenswaardigheden omtrent wijn en wijnbouw ter plekke te noteren.
We bezochten daarvoor in de afgelopen herfst het wijnchâteau Corbiac, in de wijnstreek van Pécharmant, Dordogne.
De keuze van de Dordogne lag voor de hand ; in de hele slreek vind je weinig anders dan velden en velden keurig gerijde wijnstokken – op een enkele zonnebloem of maïskolf na.
De keuze van het eeuwenoude Château Corbiac werd bepaald doordat wij, toevallig in aanraking gekomen met de wijn van deze naam, de volle en krachtige smaak ervan méér dan waarderert ; en door de gastvrijheid waarmee je er als klant wordt benaderd. Op ongeveer 10 kilometer nå Bergerac, even voorbij het gehucht Pombonne, verlaten we de Route Nationale 21 (Bergerac-Périgueux). We volgen daarna een smal pad dat als een zevenhonderd meter lang, oranje-geel lint het groene landschap versiert. Op het château ontvangt Monsieur Bruno Durand de Corbiac ons in werkkleding. Hij verontschuldigd zich dat hij ons niet te woord kan staan – de herfst is een drukke tijd. ‘Maar’, zegt hij, ‘mijn vrouw weet er minstens zoveel van als ik’. Eigenlijk ontmoet je maar weinig Franse vrouwen die aan het clichébeeld van de Française (klein, tenger, elegant, levendig) beantwoorden. Madame Thérèse de Corbiac doet dat wél. Bovendien blijkt ze nog leuk te zijn ook; er valt vaak met – en soms om haar te lachen. In een immens vertrek, met een manshoge schoorsteenmantel en een indrukwekkende antieke tafel in het midden, luistert ze naar de vragen die klanten stellen, ze legt uit, ze schenkt de wijn – en ze verkoopt. ‘Ik doe het graag’, zegt ze. ‘Ik heb altijd goed-gehumeurde, klanten. Immers, ze doen iets waar ze echt zin in hebben – ze kopen wijn! Het enige probleem is dat ze komen in hun vrije tijd. Dat betekent dat ik er àltijd moet zijn. We zijn nog nooit met vakantie geweest.
Dertig meter diep
Op deze warme herfstdag in oktober (24 graden!) nodigt ze ons uit om buiten te gaan zitren. De zon die niet meer verbrandt maar nog slechts verwarmd, de stilte en het uitzicht over de eeuwig glooiende heuvels creëren een bovenaardse stemming – nog vóór er één glas wijn gedronken is. ‘We zien de zon aan die kant van de horizon opkomen’, zegt Mme. de Corbiac, met een weids armgebaar, ‘en aan de die kant van dezelfde horizon ondergaan’. De wijngaard van Château Corbiac, op het hoogste punt van Pécharmant, dateert al van heel lang geleden. Naar men zegt is hij geplant door monniken die in de Middel-Eeuwen in Corbiac gevestigd waren.
Sinds vierhonderrd jaar is de wijngaard (elf hectare) in het bezit van de familie Durand de Corbiac. Onze eerste vraag betreft de wijnstok zelf: Wat is het gunstigste seizoen om aan te planten, en hoe is de eerste oogst? Mme. de Corbiac: ‘Wij planten tegenwoordig het hele jaar door. Na het planten mag je nog één keer water geven, en dan is het afgelopen, dan moet de hemel het werk maar verder doen. Ja zeker, in Franrkrijk is het officieel verboden de plant verder nog water te geven, het is ver-bo-den! A1s de plant eenmaal is aangeslagen heeft hij niet veel last meer van droogte ; de wortel zoekt zijn weg door lagen klei, kalk en zand tot hij water vindt. Hij gaat zéér, zéér diep, tot zo’n dertig meter! De wijnstok is uiterst vitaal èn komt steeds terug, zelfs na het rooien, net als de braamstruik. Het eerste jaar geeft de plant helemaal geen vrucht, evenmin als het tweede jaar; en het derde jaar alleen als de hemel dat wil. De eerste oogst is gering, maar kan al van heel goede kwaliteit zijn’.
Hoe wordt het moment van oogsten vastgesteld ?
Mme. de Corbiac : ‘Heel eenvoudig, de druif moet rijp zijn; volmåáákt rijp op het moment dat ze geoogst wordt. Dat betekent voor onze druiven dat ze zwart moeten zijn. Als ze rijp genoeg lijken proeft mijn mdn ze. Maar ook al heeft de druif de juiste kleur en de juiste smaak, dat garandeert nog niet dat alle zuur eruit verdwenen is. Dat wordt uiteindelijk bepaald door een analyse op het laboratorium’.
1988: erg goed wijnjaar !
Welke factoren beirtvloeden voornamelijk het rijpen der druiven ?
Mme. de Corbiac : ‘Een klein beetje regen in het begin – een heel klein beetje maar. En daarna de zon. En het allerbelangrijkste is : zon in de laatste veertien dagen vóór de oogst, en tijdens de oogst. Het is een kwestie van zon tot op de laatste minuut. De wijn van dit jaar zal erg goed zijn – heel erg goed, want het was tot op het moment van de oogst prachtig weer. Je hebt daar weinig over te zeggen. Je kunt van alles doen, maar het is de hemel die beslist. Onze wijn is een mengsel van de Merlot, de Malbeck en de Cabernet. Voor de Merlot en de Malbeck zijn de weersomstandigheden gunstiger geweest dan voor de Cabernet, daarom is er wat minder van de Cabernet.
Oogst U met de hand af machinaaf ?
Mme. de Corbiac : ‘Je moet de druif plukken op het moment dat hij op zijn rijpst is; je moet dan direct – diréct in kunnen grijpen. Dat is nu mogelijk met de machine. De machine is een grote verbetering voor onze wijn – een ongelooflijke vooruitgang. Met de hand – c’est fini!’
Wat getieurt er met de rijpe druif ?
Mme. D.: ‘Alle ongerechtigheden, zoals stokjes en blaadjes, worden verwijderd. Daarna wordt de hele vrucht, met schil en pitten, geplet en in het vat gedaan. Het mengsel blijft daar veertien dagen, bij een temperatuur van zo’n negen twintig graden. Hier vindt de eerste gisting plaats. De tweede gisting duurt opnieuw veertien dagen, nu bij een temperatuur van tweeëntwintig graden. En dan – gelukt of mislukt – dan is er niets meer aan te doen! Dan moet je geduld hebben! De wijn blijft achttien maanden in het vat. Wel wordt hij elke zes weken in een ander vat overgedaan, zodat er zuurstof bij kan komen, en de droesem eruit kan worden gehaald.
Maar pas nå die achttien maanden wordt de wijn gebotteld. De jongste wijn die wij verkopen is dus geoogst in 1986 – en de wijn die nu in het vat zit wordt pas gebotteld in 1990’.
De Hand van de Meester
Wat maakt uw Pecharmant tot een andere van die van uw buurman ?
Mme. de Corbiac : lacht om deze, voor haar welhaast retorische vraag: ‘La Main du Maître ! (De Hand van de Meester !) Er zijn natuurlijk velerlei details die leiden tot een bepaald product. Maar uiteindelijk is het : La Main du Maître !’
Welke kwaliteitsonderscheidingen kent men ?
Mme. de Corbiac : ‘De onderscheiding is afhankelijk van de grond, de hoeveelheid geoogste wijn, en van het moment van oogsten. Onze wijn is een AOC (Appellation d’Origine Controlée), de hoogste kwalificatie. Dat houdt in dat wij, buiten een bepaalde toegestane periode niet mogen oogsten. Onze AOC dateert al van 1936. Daarna heb je nog de VDOS (Vins Délimité de Qualité Supérieure) en de Vin de Table’.
Die Vins de Table zijn speciaal Geschikt als tajefwijn ?
Madame de Corbiac vindt dit duidelijk een beetje een vreemde vraag: ‘Alle rode wijn wordt – louter en alleen – aan tafel gedronken! In Frankrijk wordt rode wijn nóóit als aperatief of op feestjes gedronken – nooit – nooit !’
Monsieur de Corbiac komt naar ons toe; al van een afstand roept hij : ‘Ja, er moet hard gewerkt worden voor er een fles wijn op uw tafel staat’. Hij vertelt van een tekening die hij laatst zag, met een fles wijn, een fles melk en een fles water. Eronder stond: « Qui va boire le bouillon? » (boire le bouillon = failliet gaan). ‘Ik denk’, zegt hij, ‘dat de waterverkoper het het langst vol zal houden’.
Hij brengt een foldertje waarin enkele raadgevingen staan zoals:
1. Laat de wijn, na vervoer, liggend zo’n twintig dagen rusten.
2. Zet de avond voor het gebruik de wijn reeds in de kamer (chambreren van de wijn).
3. Ontkurk de fles twee à drie uur voor de maaltijd.
4. Om de wijn het beste tot zijn recht te doen komen is het aan te bevelen hem te serveren in tulpvormige glazen.
‘Misschien we leuk voor de lezers ?’ biedt hij aan. Plotseling staat Madame de Corbiac op : Kijk, kijk, kijk!’ Aan de horizon beweegt zich een personenauto langzaam voorwaarts. Als een engel der wrake rent de kasteelvrouw, vergezeld door de luidblaffende hond Sarah, heuvel op – heuvel af – in de richting van de auto. ‘Ach, laat toch’, roept haar man haar nog na. Maar ze hoort hem niet meer. ‘Nou ja,’ grinnikt hij tegen ons, ‘lichaamsbeweging schijnt goed voor het hart te zijn’. Nauwelijks hijgend, maar stikkend van de lach, komt ze terug: ‘Het is tenslotte Eigen Weg, voor onze vrienden, voor onze klanten én voor onszelf.
Van vader op zoon
We lopen naar het gebouw waar de wijnvaten staan, elk met een inhoud van 120 hectoliter. Het is er stil. De laatste fase van het werk geschiedt, voor ons, onzichtbaar. ‘Ik werk samen met één volledige werkkracht’, vertelt M. de Corbiac. En verder komt hier speciaal iemand voor het snoeien. De wijnstok is een echte liaan ; de ranken groeien wel zo’n 25 centimeter per dag en ze kunnen een lengte beréiken van zo’n zes meter.
Als ze niet goed gesnoeid worden heb je het volgend jaar geen druiven. Het is het geheim van het succes. De man die hier komt weet beter dan ik hoe je moet snoeien. Die kunst gaat over van vader op zoon; ik vertrouw helemaal op hem’.
Heeft hij zelJ eigenlijk opvolgers ?
‘Ah oui’, zegt hij zelfverzekerd, ‘ik heb een zoon en een dochter. Dat is geen probleem’. ‘En-Hollande’, zegt ik in mijn beste Frans, ‘willen de jongeren niet altijd meer hetzelfde werk doen als hun ouders’.
Madame de Corbiac lijkt geamuseerd, als had ik een grap verteld. Haar vermaaktheid blijkt echter veroorzaakt door mijn uitspraak: ‘Zoals u dat steeds zegt’, schudt ze haar hoofd’, en-Hollande. Je móét die twee woorden niet verbinden. het is: En’, ze pauzeert even zo als een goede leraar.zou doen, ‘Hollande’.
E.H., in Dorpsklanken, woensdag 23 november 1988